De Koningsweg - Hjerkinn Fjellstue

Hjerkinn fjellstue en de Koningsweg

De Hjerkinn’s fjellstue is de oudste van Noorwegen en nog altijd beheerd door dezelfde familie. Hier volgt het verhaal van de fjellstues en de Koningsweg (tussen Oslo en Trondheim).

Al in het jaar 900 trokken pelgrims van zuid naar noord om in de Nidaros Dom in Trondheim de koning te eren. Ze sliepen in kleine hutten, die dag en nacht open waren. In de Hjerkinn fjellstue werd tijdens de regering van koning Eystein het idee geboren om van de verstrooide hutjes een, wat wij nu noemen, ‘keten’ te maken, zodat reizigers – en langs de kust ook de vissers – op een vaste plek konden rekenen op voedsel en een bed.

Hjerkinn Fjellstue

De koning bouwde naast zijn ‘ Kongsgård’ in Hjerkinn een kerkje. Dat deed hij ook op de Lofoten, in Trondenes en Agdenes. Hij was de eerste van een rits van éénenveertig koningen naar wie de route is genoemd: de Koningsroute. Het was een moeilijk en soms bitter koud traject, dat ondanks de fjellstues heel wat slachtoffers maakte.

De belangrijkste fjellstues tussen Oslo en Trondheim waren Drivstue (nu een boerderij), Fokstue (andere bestemming), Kongsvold (gerestaureerd en gedeeltelijk fjellstue) en Hjerkinn, met 26 kamers, paarden in de stallen, en plaats voor caravans.

Behaaglijk en smaakvol ingericht met schilderijen, mooie kasten, zelfgemaakte ingenieuze gietijzeren sloten en koperen pannen, die maar vier keer per jaar gepoetst hoeven te worden. Hjerkinn heeft namelijk het droogste klimaat van heel Noorwegen. Zelfs bij vijftien graden onder nul is het er niet koud.

Korenbelasting
Op de hoogte van Dovrefjell en Rondane groeide niet veel. Men leefde van vissen en jagen. De boeren op het groene deel van de route moesten op bevel van de koning koren leveren als een soort belasting. De bezitters van de vier fjellstues hadden ook plichten. Als de koning kwam, moesten ze zorgen voor gratis onderdak en voedsel. De hofhouding bestond uit zo’n driehonderd man. In de stues was het dan ook schrikken als zijne majesteit eraan kwam.

Luizen
Als de koninklijke familie weer vertrok, moest ook het transport naar de volgende fjellstue geregeld worden. De gewone bezoekers moesten natuurlijk betalen, maar deden dat niet altijd. Het minst welkom waren de zigeuners, die nog luizen hadden ook. Het is dus een wonder dat de Hjerkinn stue, ondanks alle beperkingen, nog steeds in de familie is. Met de komst van de telegraaf werd de communicatie makkelijker. Niet helemaal, want de ‘herbergiers’ waren verplicht berichten rond te brengen. Langs slechte wegen. Toen de wegen beter werden, moesten ze die gratis onderhouden.

Brand
In 1718 werden alle fjellstues door de Noren – in de oorlog met de nog altijd niet populaire Zweden - in brand gestoken. Alles werd tegen het einde van 1800 weer herbouwd, op zo’n manier, dat gasten langere perioden konden blijven. Dit was een aarzelend begin van het toerisme. Een slimme Noor was in Zwitserland geweest en zei: ‘ je moet van onze huizen sanatoria maken’. Het werd geen succes. De zomers waren te kort, de winters te koud.

Knekels
De eigenaars van de stues moesten na de winters zorgen dat de doden werden opgespoord en keurig begraven. Toen het dorp Folldal bereikbaar werd door een nieuwe weg, vond men zo veel botten en schedels, dat niemand er raad mee wist. De baas van de Hjerkinn stue kreeg een ‘ brainwave’. Hij en z’n vrouw hadden tien kinderen en wilden uitbreiden, dus werden de knekels gebruikt als fundering.

Ps. Het meeste van bovenstaande tekst heb ik ergens gevonden. Maar waar weet ik niet meer.



< < Terug